Artikel

Impactanalyse regulering middenhuur

Op basis van kamerbrief van 9 december 2022

januari 17, 2023

Woningtoren met appartementen

De provinciale verkiezingen zorgen voor een forse verschuiving in de provinciehuizen. Zoals het er nu voor staat lijkt de BoerBurgerBeweging (BBB) in alle twaalf provincies de grootste partij te worden. Met in totaal, naar verwacht, 139 zetels voor BBB in de provinciehuizen betekent dit een krachtige partij die in de komende jaren sterke invloed lijkt te gaan uitoefenen op het provinciale beleid onder andere op het gebied van ruimtelijke kwesties. 

Naast grote verliezer van de verkiezingen Forum voor Democratie, verliest de huidige landelijke coalitie aan slagkracht in de provinciehuizen. In totaal daalt het aantal zetels, naar verwachting, met 28% naar 161 zetels in alle provinciehuizen. Grootste zetelverliezen werden geleden in Overijssel (-9 zetels), Friesland (-7 zetels) en Gelderland (-7 zetels), terwijl de verliezen in Zeeland (-3 zetels) en Utrecht, Zuid-Holland, Flevoland en Limburg (-4 zetels) nog relatief beperkt bleven. De forse daling van het aantal zetels van de landelijke coalitiepartijen betekent vooral dat de te vormen provinciale coalities veel minder het verlengstuk kunnen gaan vormen met betrekking tot het landelijk geïnitieerde beleid. Met name op belangrijke landelijke én provinciale dossiers zoals stikstof en de woningmarkt kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor de slagkracht van het Rijksbeleid.

Daar komt bij dat het relatief grote verlies bij de provinciale verkiezingen ook doorwerking heeft in de Eerste Kamer. In de Eerste Kamer lijkt de landelijke coalitie terug te vallen van 32 naar 23 zetels, waarmee het voor een meerderheid in de Eerste Kamer meer moet gaan samenwerken met  BBB (16 zetels) of de gezamenlijke fractie van GroenLinks en PvdA (15 zetels). Andere samenwerkingsmogelijkheden lijken op voorhand - gelet op de versnippering van zetels tussen de overige 9 partijen (21 zetels) -  minder waarschijnlijk. Zowel de complexere situatie in de Eerste Kamer als de provinciale politieke verschuiving hebben naar verwachting implicaties voor de plannen van het zittende Kabinet en daarmee ook voor de toekomstige ontwikkelingen op de vastgoedmarkt.

Stikstofbeleid onder druk, vergunningsklimaat verslechterd

Het breed uitgemeten stikstofbeleid zal speerpunt nummer één zijn voor de winnaar van de provinciale verkiezingen. De invoering (Eerste Kamer) en uitvoering (provincie) van de toekomstige stikstofwet staat hiermee direct onder de druk. De vraag is of en zo ja, hoe deze wetgeving vorm gaat krijgen in de komende maanden. Wel kan met enige zekerheid worden gesteld dat gelet op het huidige politieke polarisatie kan gaan leiden tot vertraging in de uitvoering van de stikstofwet en daarmee de mogelijke reductie van stikstof in Natura 2000-gebieden. 

Op dit moment zijn de gevolgen van het stikstofbeleid al merkbaar bij vergunningsverstrekkingen. De algehele verwachting is dat een verdere vertraging in een reductie van stikstof zal leiden tot een verdere daling van vergunningsverstrekkingen voor de gebouwde omgeving. Primair zal de impact het grootst zijn bij infrastructurele investeringen, maar ook woningbouw en logistieke ontwikkelingen moeten rekening houden met een lastiger vergunningsklimaat in de nabije toekomst. 

Impact op de woningmarkt

Het 12-maandsvergunningsniveau ligt op dit moment met 64.000 vergunningen al 17% onder de piek van november 2021. De verwachting was al dat gelet op de dalende woningprijzen, hogere financieringslasten en de toekomstige huurprijsregulering het vergunningsniveau in het komende jaar verder zou terugvallen. Mogelijke vertragingen in het stikstofbeleid kunnen tot een verdere daling leiden van het aantal verstrekte vergunningen. Een vergunningsniveau tot onder de 50.000 woningbouwvergunningen ligt hiermee voor de hand. Een niveau dat het woningtekort versneld zal laten oplopen.
 
De Wet betaalbare huur lijkt geen hinder te ondervinden van de verschuivingen in de Eerste Kamer. Zowel in samenwerking met de gezamenlijke fractie GroenLinks en PvdA als in samenwerking met BBB ligt een meerderheid in de Eerste Kamer voor de hand. 

Dit ligt anders bij de uitbreiding van de plancapaciteit. BBB spreekt zich op meerdere fronten uit tegen dit soort uitbreidingen en richt zich net als GroenLinks en PvdA juist op de bestaande bebouwing en de potentie vanuit leegstaand kantoor- en winkelvastgoed in onder andere de kleinere dorpen om voorzieningen op peil te houden. Hiermee lijkt de essentiële verruiming van de plancapaciteit in het buitengebied om op middellange termijn het woningtekort te slechten weer verder weg. Te meer omdat de provincie in grote mate de regie houdt over de vaststelling van de plancapaciteit. Dit alles maakt dat de schaarste op de woningmarkt op middellange termijn eerder juist lijkt te verslechteren.  Zowel doordat er onvoldoende nieuw aanbod kan worden gegenereerd, als wel doordat o.a. de Wet betaalbare huur zal leiden tot een forse verslechtering van het investeringsklimaat onder (internationale) beleggers.

Ook op het gebied van programmering lijkt het draagvlak voor 2/3 betaalbaar aanbod deels weg te vallen. In het recente verleden heeft BBB zich meermaals uitgesproken tegen een specifiek minimum voor sociale huurwoningen. Dit maakt dat er allicht meer ruimte en flexibiliteit kan gaan ontstaan in de programmering van woningbouwplannen. Essentiele flexibiliteit om in de huidige tijd woningbouwontwikkelingen rendabel te kunnen realiseren, wat wellicht kan leiden tot een verbetering van de  business case voor projectontwikkeling.  

Impact op de logistieke sector

In tien van de twaalf provincies heeft BBB zich in sterke mate uitgesproken tegen de komst van nieuwe grootschalige distributiecentra. In de drie provincies (Zuid-Holland, Noord-Brabant, Limburg) waar de grootste logistieke voorraad is geconcentreerd (73%) is BBB tegen de komst van nieuwe distributiecentra. Toch geldt dit voor meer partijen in deze provincies, waardoor het in de lijn der verwachting ligt dat er extra provinciale restricties komen op de uitbreiding van logistieke centra in ons land. Ondanks dat de behoefte vanuit een handelsperspectief naar dit soort centra groot blijft zal hier meer en meer een rem op worden gezet. 

Als door meerdere provincies de lijn zal worden gevolgd die Noord-Brabant kort voor de verkiezingen heeft geïntroduceerd, kan dit naar schatting leiden tot een daling van de uitbreidingsmogelijkheden van circa 50%. Dit maakt dat de logistieke sector, met een huidige leegstand van 2%, in de komende jaren in sterke mate te maken gaat krijgen met krapte. Krapte die net als afgelopen jaar  enerzijds zal leiden tot een sterke huurprijsstijging in de logistieke sector en anderzijds een verslechtering van het handelsklimaat die op lange termijn impact kan hebben op de groei van Nederlandse handelssector.  

Toch kunnen hieruit ook positieve neveneffecten ontstaan. Door de schaarste aan ontwikkelgrond kan – zeker bij hogere huurprijzen – meerlaagse bouw een uitkomst bieden voor de ontwikkeling van logistieke ruimte. Een trend die nu bij een handvol ontwikkelingen zichtbaar is. Daarbij maakt schaarste van grond de herontwikkeling van brownfields interessanter, waardoor ook dit soort locaties veel frequenter verduurzaamd en geïntensiveerd kunnen worden. 
figuur-1-huurprijsafslag-bij-verschillende-energielabels

In de initiële berekening lag de gemiddelde huurprijsafslag op 26%. Dit percentage daalt door de extra punten voor duurzame labels naar 22%. Het tegenovergestelde zien we bij niet-duurzame woningen. Zo daalt de huur van een F-label woning van 60 m² met gemiddeld 48% in de twintig grootste steden, dit was 45%.

Al met al zorgt dit er voor dat een groter aantal niet-duurzame woningen gereguleerd wordt en daarmee de huurprijsafslag ook groter is. Een tegenovergesteld beeld is zichtbaar bij duurzame woningen. Hier neemt het aantal gereguleerde woningen juist af, de woningen die desondanks in de gereguleerde sector terugvallen hebben nu een beperktere huurprijsafslag dan eerder berekend. De wijziging van het woningwaarderingsstelsel heeft daarnaast implicaties voor zowel de productie van nieuwbouwwoningen als de handelingsperspectieven voor beleggers.

Licht positief effect op nieuwbouw, maar met gevolgen voor woonproduct

De verhoging van het aantal punten voor duurzame woningen heeft positieve gevolgen voor de nieuwbouw. Door het hogere aantal punten kunnen nieuwbouwwoningen iets gemakkelijker worden gerealiseerd binnen de ongereguleerde sector. Toch blijft de noodzakelijke gebruiksoppervlakte relatief hoog ten opzichte van wat er in veel gemeenten op dit moment in de plannen zit. Gemiddeld over de 20 grootste gemeenten ligt deze grenswaarde voor de gebruiksoppervlakte op 64 m². Hierbij moeten verkeersruimtes (o.a. hal) nog bij worden toegevoegd.

Deze aanpassing in het woningwaarderingsstelsel zorgt er voor dat nieuwbouw weer gemakkelijker mogelijk is in de ongereguleerde sector. Echter betekent dit wel veelal een serieuze aanpassing van plannen. Een aanpassing van plannen die veel tijd kost en ten koste kan gaan van het juiste type product in relatie tot de vraag vanuit de samenleving. Er bestaat mede vanwege de individualisering van de samenleving (over tien jaar bestaat bijna de helft van alle huishoudens uit een éénpersoonshuishouden) juist een sterke behoefte aan kwalitatief goede woningen van 50 tot 70 m². Met de huidige aanpassingen zal dit segment juist minder worden gebouwd en er voor gekozen worden om grotere woningen te bouwen die niet aansluiten bij de behoefte vanuit de markt.

Figuur 2: Grenswaarde (gebruiksoppervlakte) voor nieuwbouwwoningen om in de ongereguleerde sector te bouwen¹

figuur-2-grenswaarde-voor-nieuwbouwwoningen-om-in-de-ongereguleerde-sector-te-bouwen

De grenswaarde verschilt wel per gemeente. Dit heeft in grote mate te maken met de woningwaarde binnen de gemeente. Zo ligt de grenswaarde voor de gebruiksoppervlakte gemiddeld in Amsterdam op 47 m² en in Enschede op 74 m². Hierbij moet wel vermeld worden dat de grenswaarde zeer project specifiek is aangezien de exacte locatie bepalend is voor de uiteindelijke WOZ-waarde. Hier gaan we dan ook gemakshalve uit van gemiddelden.

Al met al zorgt het voor een uitweg voor nieuwbouw. Echter verwachten we dat projectontwikkelaars ook weer vaker de samenwerking gaan zoeken met woningcorporaties om wel woningen in het middensegment te kunnen realiseren. De mate waarin institutionele beleggers ook weer actief zullen zijn in dit segment hangt af van het level playing field waarop institutionele beleggers en woningcorporaties met elkaar kunnen concurreren. Tot nog toe lijkt het level playing field tussen deze partijen onvoldoende aanwezig om uit te gaan van een grote rol voor institutionele beleggers in dit nieuwe gereguleerde middensegment. Bovendien hebben veel institutionele beleggers grote verliezen geleden in 2022 en bouwen daarom juist hun belangen in vastgoed af.

Optimaliseren & uitponden

Ondanks dat de contouren nu een completer beeld schetsen van de toekomstige huurprijsregulering – blijft voorlopig het risico bestaan dat gedurende het proces nog aanpassingen worden gedaan aan de uiteindelijke wetgeving. Hierdoor wordt dan ook zekerheid geschept tot op zekere hoogte. Desalniettemin zijn investeerders hun handelingsperspectieven aan het onderzoeken. Hierin is de eerste optie vooral het optimaliseren van het aantal WWS-punten, waardoor de woning na invoering van de huurprijsregulering ongereguleerd blijft.

Uit onze berekeningen blijkt dat 16% van de toekomstige gereguleerde middenhuurwoningen binnen tien punten van de nieuw te vormen liberalisatiegrens liggen. Dit maakt dat voor tenminste één op de zes woningen (in totaal circa 55.000 woningen) optimalisatie van het aantal punten een haalbare kaart lijkt. De verwachting is dat dit aandeel nog groter is gelet op het grote aantal punten die kunnen worden toegevoegd door te verduurzamen. Hier zijn echter wel een aantal kanttekeningen te maken waaruit zichtbaar wordt dat het stimuleren van verduurzaming niet altijd rendabel of financierbaar is.

De verduurzaming wordt voor veel beleggers pas lonend op het moment dat deze verduurzaming ook leidt tot een puntenaantal die hoger ligt dan de nieuw te vormen liberalisatiegrens. Voor veel kleinere woningen (< 65m²) - onder andere de vele portiekwoningen - hoeft verduurzaming niet te leiden tot een aantal punten waardoor de woning buiten de regulering gaat vallen. Hierdoor zullen eigenaren van deze woningen niet snel geprikkeld worden om over te gaan tot verduurzaming. Daarbij is verduurzaming binnen een Vereniging van Eigenaren (VVE)-structuur complexer. Het versnipperde eigendom maakt dat verduurzaming niet altijd zomaar kan, los van het feit dat de minister kijkt naar een vereenvoudiging van deze besluitvorming binnen een VVE.

Deze woningen zijn bovendien veelal in eigendom van particuliere beleggers die ook vanwege fiscale aanpassingen (box 3) een heroverweging zullen maken met betrekking tot hun beleggingsstrategie. Dit gecombineerde effect van fiscale aanpassingen en huurprijsregulering zal voor veel particuliere beleggers reden zijn om voor een uitpondstrategie te kiezen, zonder te verduurzamen. Daarbij kunnen particuliere beleggers met financiering tevens genoodzaakt zijn om te verkopen gelet op de veranderde loan-to-value of interest coverage ratio, waardoor ook hier een duurzaamheidsinvestering juist lastiger wordt.

Geen goede balans gevonden

Als al met al wordt gekeken naar het totaaleffect van deze huurprijsregulering kan gesteld worden dat de balans tussen de bescherming van de huurder, voldoende betaalbare woningen, investeringsbereidheid vanuit verhuurders en het stimuleren van duurzaamheid niet wordt gevonden.

Sterker, de investeringsbereidheid is met de laatste aanpassingen weliswaar verbeterd, het blijft een forse verslechtering van de eerdere situatie. Dit maakt dat er nu al sprake is van terugtrekkende bewegingen vanuit beleggers uit de Nederlandse markt. Investeerders die juist zo hard nodig zijn om aan voldoende duurzame nieuwe huurwoningen in Nederland te komen. Daar komt bij dat, zoals in ons eerdere rapport gesteld, er met deze huurprijsregulering onvoldoende betaalbare woningen bij komen. Een deel van de nu ongereguleerde huurwoningen, worden met deze regulering betaalbaarder. Echter zoals eerder in onze publicatie gesteld, lekt een groot deel daarvan weg naar de koopwoningmarkt, door middel van uitponding (55.000 – 105.000 woningen) en zal een significant deel van de woningen geoptimaliseerd (verduurzaamd, luxer gemaakt) worden om boven de nieuwe liberalisatiegrens uit te komen. Tenslotte is de vraag of er voldoende mutatie zal zijn dat ook daadwerkelijk meer betaalbare huren worden gerealiseerd, het aanbod is immers zeer beperkt. Per saldo betekent dit dat het aantal woningen in het nieuwe gereguleerde segment in de praktijk aanzienlijk lager zal uitpakken dan wordt verwacht.

De stimulering van duurzaamheid zal wél meer op gang worden gebracht, echter niet ten volle. De duurzaamheidsinvestering wordt veelal pas rendabel op het moment dat de woning door de investering boven de liberalisatiegrens wordt getrokken. Dit is voor veel kleinere, oudere woningen niet het geval, waardoor deze binnen de nieuw te vormen gereguleerde sector blijven en daarmee de duurzaamheidsinvestering onrendabel is.

Door alle toekomstige effecten is ook de bescherming van de huurder niet geborgd. Doordat het aantal huurwoningen straks juist afneemt, in plaats van toeneemt zoals in de afgelopen jaren, zal er een grotere krapte ontstaan op zowel de nieuw te vormen gereguleerde sector als op de nieuwe ongereguleerde sector. Per saldo zal dit leiden tot wachtlijsten in de gereguleerde sector en sterkere markthuurprijsstijging in de nieuwe ongereguleerde sector.


[1] In deze berekening wordt uitgegaan van een nieuwbouwwoning met een A+++ label. Daarnaast is er enige mate van luxe in zowel badkamer als keuken die het aantal punten verhoogd. De WOZ-waarde is berekend op basis van huidig gemiddeld marktniveau in de betreffende gemeente. Hierdoor kan deze analyse project specifiek sterk afwijken.

Gerelateerde diensten

Contact